Het wapenpaneel.
Het wapenpaneel. Foto: Adriaan Rodenburg

Ruwaard en rechters

Actueel 201 keer gelezen

Ook in onze dagen kennen we nog altijd het onderscheid tussen de zittende en de staande magistratuur. De rechters zitten, de officier van justitie voert staande het woord. Dat heeft niets te maken met een betere lichamelijke conditie maar alles met het wezenlijke verschil tussen de aanklager enerzijds en de rechters anderzijds. De officier vertegenwoordigt op de zitting Justitie, de Staat. Hij klaagt (eigenlijk namens ons allemaal) aan en eist een straf. De onafhankelijke rechters vellen het oordeel en stellen hoogte van de straf vast. Die rechters worden door de Staat voor het (werkzame) leven benoemd.

Felix van Hoorn

In de 17de eeuw was dat niet anders. Op de zittingen van de Hoge Vierschaar van Putten, gehouden op het Hof van Putten in Geervliet, eiste de Ruwaard van Putten recht. Zo ook Cornelis de Witt tijdens zijn ruwaardschap van 1654 tot 1672. Zoals hij als schout ook recht eiste voor de rechtbank van schepenen van Geervliet. Een poorter van die stad werd berecht door zijn eigen schepenen, een voorrecht dat voortkwam uit het Geervlietse stadsrecht van 1381. Grappig idee is dat de grote en machtige Cornelis de Witt na het uitspreken van zijn strafeis door de eenvoudige schepenen (boeren en middenstanders) werd weggestuurd. Met de beraadslagingen van deze mannen en met hun uiteindelijk oordeel mocht hij zich niet bemoeien. Als hij het met het oordeel niet eens was kon hij altijd nog in beroep gaan bij het Hof van Holland.

Merkwaardig is wel dat het benoemen van de rechters toen door de Staten werd overgelaten aan de Ruwaard. Deze stelde dus in feite de rechtbank samen waarmee hij zitting ging houden. Dat moesten voor Putten wel allemaal leenmannen van Putten zijn. Wie een (vaak erfelijk) leen had van Holland en tot een rijp oordeel in staat leek te zijn kwam in aanmerking. Er waren juristen die een stukje land in Putten kochten, dat opdroegen aan de leenkamer van de Staten en het vervolgens in leen terug kregen. Waarom wilden ze zo graag benoembaar zijn als rechter? Dat kwam door de regeling met betrekking tot opgelegde boetes. Die werden verdeeld volgens een vaste sleutel: 1/3e voor de ruwaard, 1/3e te verdelen onder de rechters en 1/3e te verdelen onder de instellingen van armenzorg in Putten. Als je daarbij voegt dat de rechters een redelijke vergoeding kregen voor de dagen dat het Hof zitting hield plus een flinke vergoeding van reis- en verblijfkosten begint het een vrij lucratieve zaak te lijken.

Als we op het wapenpaneel kijken dat de ruwaardij van Cornelis de Witt vertegenwoordigt zien we wie in die dagen de gelukkigen waren. Het paneel hangt nu met andere op de raadzaal van het voormalig stadhuis van Geervliet, maar versierde eerder de grote zaal van het Hof. Allereerst is daar jonkheer Johan van de Werve, heer van Urk en Emmeloord, een overigens gekochte titel. Mr. Zacharias Beeresteijn van Hofwijck was heer van Middelharnis, raad en schepen van Delft en advocaat voor het Hof van Holland. Adriaan Brasser was vroedschap en burgemeester van Brielle. Adriaan van der Dussen was medicus en tevens burgemeester van Schiedam. Jacob Palinck bezat de helft van de brouwerij d'Oranjeboom in Rotterdam en was burgemeester van Zuidland. Antony Sijdervelt was eerst secretaris en later schout van Simonshaven. Aalbrecht van der Graaf was burgemeester van Delft. Dirk Baersenburg was rentmeester voor de Prins van Oranje in Willemstad. Ook Pieter Jonasse was burgemeester van Schiedam (steden hadden toen twee burgemeesters). Dirk Caperman was schout en dijkgraaf van Zuidland. Mr. Cornelis Sijdervelt tenslotte was secretaris van de rechtbank, we zouden nu zeggen griffier. Hij was een zoon van eerder genoemde Antony.

De komst van de Fransen in 1795 en de toen ontstane Bataafse Republiek maakte een eind aan alle landgerechten. Later zou Napoleon de rechterlijke macht organiseren zoals die nog altijd functioneert: kantongerechten, arrondissementsrechtbanken en de Hoge Raad als hoogste rechtsorgaan. Voor het Hof van Putten, dat stond ten zuiden van de kerk in Geervliet, was geen emplooi meer. Het is in 1819 door Domeinen verkocht, wisselde nog enige malen van eigenaar en is daarna stukje bij beetje vervallen en gesloopt. Wie over de Groene Kruisweg rijdt heeft een stukje van de ommuring onder de wielen.Die verkoop moest overigens geregeld worden door de Geervlietse schout Dirk Preuijt . Deze heeft de goede inval gehad de vier wapenpanelen en twee schoorsteenstukken uit de grote rechtszaal naar het stadhuis te halen. Dank zij hem kunnen we ze daar nog altijd bewonderen.

Stuur jouw foto
Mail de redactie
Meld een correctie

Uit de krant