De laatste marineman

Op de begraafplaats van het Deense Aaresturp staan elf grafstenen op een rij. Zij markeren de graven van de bemanning van een B-24 Liberator, een bommenwerper van de RAF, die op 21 april 1945 niet ver van het dorpje neerstortte. 

Tien van deze stenen zijn van het Gemenebest en dragen de namen van een Nieuw-Zeelander, een Australiër, twee Canadezen en zes Britten. De middelste, die van de gezagvoerder, is van het Koninkrijk der Nederlanden. Die markeert het graf van Nic Guilonard, veertig jaar, gehuwd, vader van vier kinderen en geboren en getogen in Brielle. 

Wrang is misschien wel dat hij de laatste Nederlandse marineman was die in de strijd sneuvelde. Guilonard was geboren in Brielle en ingeschreven als Nelis. Na de H.B.S. was hij naar de Marine gegaan en had enkele jaren in Nederlands Indië gediend. Daar had hij zijn naam gewijzigd in Nicodême. Waarschijnlijk geïnspireerd door zijn oudere broer die onderdirecteur van de KLM was, vroeg Nic in 1929 overplaatsing naar de Marine Luchtvaartdienst. Hij volgde de opleiding tot vlieger en was in de Verenigde Staten toen Nederlands Indië bezet werd. Hij werd gedetacheerd bij de RAF. 

Vanuit een vliegbasis in Schotland ondernam hij in 1945 een groot aantal vluchten naar Denemarken om in het Kattegat onderzeeboten te bombarderen. Dit had waarschijnlijk zijn laatste vlucht moeten zijn. Hij was inmiddels luitenant ter zee der eerste klasse en had een indrukwekkende staat van dienst. Met zijn veertig jaar hoefde hij niet meer in de voorste linie mee te vechten. Hij was bovendien benoemd tot commandant van het 321e squadron in Sri Lanka en zou binnenkort overgeplaatst worden. Even na middernacht werd zijn toestel door luchtafweer onderschept. Op 28 juni bereikte dat bericht Brielle.

Aart van der Houwen (aa.vander houwen@streekarchiefvp.nl)